Stikstofbijmestsystemen

Met een stikstofbijmestsysteem (NBS) kan beter worden ingespeeld op de actuele groeiomstandigheden, waaronder mineralisatie en uitspoeling. De stikstofgift wordt gedeeld en er wordt bijbemest naar behoefte. Er is een bijmestsysteem dat is gebaseerd op periodieke meting van de Nmin-voorraad in de bodem (NBS-bodem) en er zijn systemen die zijn gebaseerd op de stikstofstatus van het gewas, zoals de bladsteeltjesmethode (zie: Sturing N-bemesting via nitraatgehalte bladsteeltjes) en NBS gewassensing (zie: Precisiebemesting).

NBS-bodem

Uitgangspunten van NBS-bodem zijn het globale N-opnameverloop van een gewas gedurende de teeltperiode, een buffervoorraad aan minerale N in de grond en eventueel de mineralisatie van de bodem in de wortelzone. Naast de gebruikelijke bepaling van de Nmin-voorraad voorafgaand aan de teelt, wordt ook tijdens de teelt nog één of meerdere keren een Nmin-bepaling uitgevoerd. De N-gift op een bepaald moment wordt dan als volgt berekend:

N-gift-t1 = (NOG-t2 – NOG-t1) – Nmin-t1 + BUF – MIN

waarbij:

  • t1 = moment van meting
  • t2 = geplande moment van de volgende meting
  • N-gift-t1 = N-gift op tijdstip t1
  • NOG-t1/t2 = opgenomen hoeveelheid N door het gewas op tijdstip t1 en t2
  • (NOG-t2 – NOG-t1 is de N-opname tussen t1 en t2)
  • Nmin-t1 = hoeveelheid minerale bodem-N op tijdstip t1
  • BUF = buffer
  • MIN = verwachte mineralisatie tussen tijdstip t1 en t2

Er is een NBS-bodem voor aardappel en een aantal groentengewassen. Alleen bij aardappel en vermeerderingsplanten van aardbeien wordt bij de berekening van de N-gift rekening gehouden met de mineralisatie. Bij de meeste groentengewassen wordt bij de berekening van de N-gift de mineralisatie niet ingerekend. Aangenomen mag worden dat in de buffer een gemiddelde bodemmineralisatie is verdisconteerd. Bij extra mineralisatie uit ondergewerkte gewasresten van een 1e teelt of van een organische-mestgift voor de teelt, kan deze in mindering worden gebracht op de gift. Ook voor een bovengemiddeld mineraliserend perceel kan de extra mineralisatie in mindering worden gebracht of kan de buffer worden verlaagd. Momenteel zijn er in de adviesbasis nog geen vuistregels opgenomen om die extra mineralisatie per periode te bepalen. T.a.v. in het voorjaar toegediende organische mest kan de mineralisatie per maand worden geschat (tabel 8.3).

Bij het NBS-bodem kan men uitgaan van vaste meettijdstippen (standaardtijdstippen) of van zelf gekozen tijdstippen. Tabel 2.14 geeft de benodigde N-giften voor de verschillende groentegewassen wanneer gewerkt wordt met vaste, standaard meettijdstippen. Hierin zijn reeds de buffer en mineralisatie (alleen bij vermeerderingsteelt aardbeien) verwerkt.

Het NBS-bodem kan flexibel worden toegepast door de meettijdstippen zelf te kiezen. Men kan zo op elk gewenst moment een bijmestgift berekenen en ook zelf de periode bepalen waarover wordt bijbemest (tot het volgende bijmestmoment). Wanneer er bijvoorbeeld is bemest voor een periode van 6 weken, maar er na 3 weken veel regen valt en er uitspoeling optreedt, kan de Nmin-voorraad eerder worden gemeten, het geplande bijmestmoment naar voren gehaald en een nieuw volgend moment worden gekozen.

Rekenvoorbeeld

Situatie: late herfstteelt prei, bemonstering vlak vóór planten, anderhalve maand (6,5 weken) na planten en drie maanden (13 weken) na planten.

Klik op de tabel om deze te vergroten.

p29.jpg

Opmerkingen bij toepassing van NBS-bodem

1. Indien de bepaling van de Nmin-voorraad wordt uitgevoerd door een erkend laborato-rium, moet rekening worden gehouden met een wachttijd van enkele werkdagen. Geadviseerd wordt daarom het bemonsteringstijdstip 2 à 3 dagen voor het geplande meettijdstip te laten vallen. De bepaling van de Nmin-voorraad kan ook zelf worden uitgevoerd m.b.v. nitraatsnelteststrookjes.
2. Het is belangrijk dat de Nmin-voorraad in de bodem betrouwbaar wordt vastgesteld. Met name bij niet-uniforme verdeling van stikstof in de grond, na rijenbemesting of beddenbemesting, is de kans groot dat de gemeten Nmin afwijkt van de werkelijke Nmin-voorraad in de bodem. Dit vraagt om een gedegen, intensieve bemonstering.

3. De bijmestgiften dienen te worden uitgevoerd met goed oplosbare, snelwerkende minerale N-meststoffen. Als een basisgift is uitgevoerd met langzaamwerkende meststoffen, moet worden ingeschat hoeveel N in een bepaalde periode vrijkomt. Informeer hiernaar bij de leverancier van de meststof.

Klik op de tabellen om deze te vergroten.

tabel 2.14.jpg
tabel 2.14.2.jpg