Bodemmetingen

De bodem of ‘de grond‘ van de percelen is één van de belangrijkste productiemiddelen van een akkerbouwbedrijf. Het is voor een teler daarom van groot belang om te weten hoe hij de bodem goed kan beheren. Om de juiste beslissingen over het bodembeheer te kunnen nemen is informatie en kennis over de bodem absoluut noodzakelijk.

Kwantitatieve informatie over de bodemkwaliteit kan worden verkregen door bodemmetingen. Deze metingen brengen de kwaliteit van chemische, fysische en biologische aspecten van de bodem in beeld. Het resultaat van de metingen, gevolgd door een interpretatie, vormt de basis voor het bodembeheer op de korte en lange termijn. Op basis hiervan kunnen maatregelen worden opgesteld, waarbij moet worden gedacht aan de bemesting (hoogte en tijdstip gift, meststofkeuze, etc.), bekalking, het organische stofbeheer en/of de bodembewerking (o.a. Postma et al., 2012).

Bij bodemmetingen wordt onderscheid gemaakt naar:

Bodemvruchtbaarheidsmetingen 

Hierbij gaat het vooral om het vaststellen van de nutriëntenvoorraad en -beschikbaarheid, de pH en het organische stofgehalte. Om dit nauwkeurig te kunnen meten wordt een grondmonster genomen en in het laboratorium onderzocht. De meting vormt de basis voor het bemestingsadvies.

Metingen van bodemgebonden ziekten en plagen

Hierbij gaat het vooral om het vaststellen van de aanwezigheid van plantparasitaire aaltjes.

Fysische metingen

Hierbij gaat het vooral om het meten van het aandeel van minerale gronddeeltjes (klei, zand, silt), het beoordelen van de bodemstructuur en het vaststellen van storende lagen. Er kan een profielkuil worden gegraven voor een algehele visuele beoordeling van de bodem.

Voor meer informatie zie ook Bodemkwaliteitsplan en Postma et al., 2012