Witte Lupine

Kalktolerantie in lupine

Zowel biologische als gangbare akkerbouwers zoeken naar een vlinderbloemig gewas om hun vruchtwisseling te verruimen met een financieel aantrekkelijk gewas dat stikstof uit de lucht kan binden en het fosfaat uit de bodem goed kan opnemen. Onderzocht wordt of er ook rassen geselecteerd kunnen worden die geschikt zijn voor de teelt op klei en voor humane voeding.

Zoete witte lupine (Lupinus albus) trekt veel belangstelling als zogenaamd '4e gewas' voor de gangbare teelt. Het is mogelijk geschikt voor humane consumptie als er geselecteerd kan worden op een laag alkaloïde gehalte. Ook een deel van de verwerkende industrie vindt lupine belangrijk als GMO-vrije eiwitbron ter vervanging van soja. De nu beschikbare rassen kunnen echter alleen op kalkarme (zand-)grond geteeld worden, terwijl de grootste arealen akkerbouw in Nederland juist op kalkrijke kleigronden liggen (Zeeland, Flevopolders, West-Brabant etc.). Er is dus behoefte aan kalktolerante rassen die een hoge opbrengst geven.

Aanpak

Uitvoering van veldproeven op 4 locaties in 2012 en 2013. In 2012 zijn 26 lupinelijnen van twee veredelaars, Herman van Mierlo van Globe Seeds-NL en Bjarne Joernsgaard van de Universiteit van Kopenhagen, gezaaid en beoordeeld. In 2013 is dit herhaald met de meest perspectiefvolle lijnen.

De lijnen zijn beoordeeld op opbrengst, verschijnselen van kalkintolerantie, opkomstpercentage, snelheid grondbedekking (onkruidonderdrukking), gewasstand, legeringsgevoeligheid, zaadvastheid, vroegheid van bloei en afrijping, ziektegevoeligheid / vraat (luizen, hazen).

Resultaten

In 2013 zijn de meest perspectiefvolle lijnen uitgezaaid ter vergelijking van hun opbrengstpotentie, 12 lijnen van een vertakkend type, en 6 lijnen van een kaarstype. Het vertakkende type is van de Deense veredelaar, en het niet-vertakkende type van de Nederlandse veredelaar. De twee veredelaars hebben verschillende ideeën over het ideale planttype. Het kaarstype heeft slechts één bloeiwijze (de hoofdtak) waardoor het vroeger oogstbaar zou zijn. Het vertakkende type heeft hoofd- en zijtakken en zodoende meerdere etages, waardoor bij een lage plantdichtheid, bijvoorbeeld als gevolg van slechte kieming of late nachtvorst, het veld toch dicht kan groeien. Het gewas zou wel wat later zijn doordat de zijtakken later in bloei komen dan de hoofdtak. In 2013 bleek dat sommige, vertakkende types vroeger zijn dan de kaarstypes, maar dat deze vroege lijnen ook een lagere opbrengstpotentie hebben.

Algemeen kan gezegd worden dat de vertakkende types beter aangepast zijn voor teelt op kalkrijke kleigrond en stabieler in opbrengst zijn.

Er zijn 7 zoete vroege plantselecties geselecteerd die een hogere opbrengst lijken te hebben. Deze plantselecties hadden gemiddeld een opbrengst van 6,0 ton/ha terwijl de lijnen een opbrengst van 4,5 ton/ha hadden. Ondanks dat de lijnen behoorlijk uniform zijn, zit er toch nog enige variatie in, en is verdere vooruitgang via plantselectie mogelijk. De selectie op lijnen met een laag alkaloïdegehalte, dat nodig is voor gebruik in humane voeding, moet nog verder worden voortgezet.

Op basis van deze resultaten is de verwachting dat het mogelijk is om een ras te ontwikkelen dat een stabiele opbrengst geeft van minimaal 4 ton/ha. Uitgaande van € 700 / ton zou een opbrengst van 4 ton/ha voldoende rendement voor telers opleveren.

Partners

Louis Bolk Instituut; Vandijke Semo; Globe Seeds; University Kopenhagen; Jos Jeuken en Jan van ’t Hul, telers; LI Frank; Proefstation Rusthoeve.